Informatie over het woord gaan (Nederlands → Esperanto: vojiri)

Synoniemen: een weg afleggen, voorbijgaan

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɣan/
Afbrekinggaan

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) ga(ik) ging
(jij) gaat(jij) ging
(hij) gaat(hij) ging
(wij) gaan(wij) gingen
(jullie) gaan(jullie) gingen
(gij) gaat(gij) gingt
(zij) gaan(zij) gingen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) ga(dat ik) ginge
(dat jij) ga(dat jij) ginge
(dat hij) ga(dat hij) ginge
(dat wij) gaan(dat wij) gingen
(dat jullie) gaan(dat jullie) gingen
(dat gij) gaat(dat gij) ginget
(dat zij) gaan(dat zij) gingen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
gagaat
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
gaand, gaande(zijn) gegaan

Vertalingen

Esperantovojiri; voji
Portugeesandar; caminhar
Westerlauwers Friesgean