Informatie over het woord transponeren (Nederlands → Esperanto: transponi)

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) transponeer(ik) transponeerde
(jij) transponeert(jij) transponeerde
(hij) transponeert(hij) transponeerde
(wij) transponeren(wij) transponeerden
(jullie) transponeren(jullie) transponeerden
(gij) transponeert(gij) transponeerdet
(zij) transponeren(zij) transponeerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) transponere(dat ik) transponeerde
(dat jij) transponere(dat jij) transponeerde
(dat hij) transponere(dat hij) transponeerde
(dat wij) transponeren(dat wij) transponeerden
(dat jullie) transponeren(dat jullie) transponeerden
(dat gij) transponeret(dat gij) transponeerdet
(dat zij) transponeren(dat zij) transponeerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
transponeertransponeert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
transponerend, transponerende(hebben) getransponeerd

Vertalingen

Engelstranspose
Esperantotransponi
Portugeestranspor
Spaanstransportar