Informatie over het woord omrekenen (Nederlands → Esperanto: transkalkuli)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔmrekənə(n)/
Afbrekingom·re·ke·nen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) reken om(ik) rekende om
(jij) rekent om(jij) rekende om
(hij) rekent om(hij) rekende om
(wij) rekenen om(wij) rekenden om
(jullie) rekenen om(jullie) rekenden om
(gij) rekent om(gij) rekendet om
(zij) rekenen om(zij) rekenden om
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) omrekene(dat ik) omrekende
(dat jij) omrekene(dat jij) omrekende
(dat hij) omrekene(dat hij) omrekende
(dat wij) omrekenen(dat wij) omrekenden
(dat jullie) omrekenen(dat jullie) omrekenden
(dat gij) omrekenet(dat gij) omrekendet
(dat zij) omrekenen(dat zij) omrekenden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
reken omrekent om
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
omrekenend, omrekenende(hebben) omgerekend

Voorbeelden van gebruik

Omgerekend kost deze cognac vijftien cent per glas!

Vertalingen

Engelsconvert
Esperantotranskalkuli; konverti