Informatie over het woord tituleren (Nederlands → Esperanto: titoli)

Synoniemen: betitelen, titelen

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) tituleer(ik) tituleerde
(jij) tituleert(jij) tituleerde
(hij) tituleert(hij) tituleerde
(wij) tituleren(wij) tituleerden
(jullie) tituleren(jullie) tituleerden
(gij) tituleert(gij) tituleerdet
(zij) tituleren(zij) tituleerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) titulere(dat ik) tituleerde
(dat jij) titulere(dat jij) tituleerde
(dat hij) titulere(dat hij) tituleerde
(dat wij) tituleren(dat wij) tituleerden
(dat jullie) tituleren(dat jullie) tituleerden
(dat gij) tituleret(dat gij) tituleerdet
(dat zij) tituleren(dat zij) tituleerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
tituleertituleert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
titulerend, titulerende(hebben) getituleerd

Vertalingen

Duitsbetiteln; titulieren
Engelstitle; designate; entitle; give a title to; style
Esperantotitoli
Portugeestitular
Saterfriesbetittelje; titulierje