Informatie over het woord oplaten (Nederlands → Esperanto: suprenigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔplatə(n)/
Afbrekingop·la·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) laat op(ik) liet op
(jij) laat op(jij) liet op
(hij) laat op(hij) liet op
(wij) laten op(wij) lieten op
(jullie) laten op(jullie) lieten op
(gij) laat op(gij) liet op
(zij) laten op(zij) lieten op
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) oplate(dat ik) opliete
(dat jij) oplate(dat jij) opliete
(dat hij) oplate(dat hij) opliete
(dat wij) oplaten(dat wij) oplieten
(dat jullie) oplaten(dat jullie) oplieten
(dat gij) oplatet(dat gij) oplietet
(dat zij) oplaten(dat zij) oplieten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
laat oplaat op
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
oplatend, oplatende(hebben) opgelaten

Vertalingen

Catalaansabaixar
Esperantosuprenigi