Synoniemen: beleven, doormaken, ervaren, meemaken
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ɔndərˈvɪndə(n)/ |
---|
Afbreking | on·der·vin·den |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) ondervind | (ik) ondervond |
(jij) ondervindt | (jij) ondervond |
(hij) ondervindt | (hij) ondervond |
(wij) ondervinden | (wij) ondervonden |
(jullie) ondervinden | (jullie) ondervonden |
(gij) ondervindt | (gij) ondervondt |
(zij) ondervinden | (zij) ondervonden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) ondervinde | (dat ik) ondervonde |
(dat jij) ondervinde | (dat jij) ondervonde |
(dat hij) ondervinde | (dat hij) ondervonde |
(dat wij) ondervinden | (dat wij) ondervonden |
(dat jullie) ondervinden | (dat jullie) ondervonden |
(dat gij) ondervindet | (dat gij) ondervondet |
(dat zij) ondervinden | (dat zij) ondervonden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
ondervind | ondervindt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
ondervindend, ondervindende | (hebben) ondervonden |