Informatie over het woord ontvellen (Nederlands → Esperanto: senhaŭtigi)

Synoniemen: stropen, villen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɔntˈfɛlə(n)/
Afbrekingont·vel·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) ontvel(ik) ontvelde
(jij) ontvelt(jij) ontvelde
(hij) ontvelt(hij) ontvelde
(wij) ontvellen(wij) ontvelden
(jullie) ontvellen(jullie) ontvelden
(gij) ontvelt(gij) ontveldet
(zij) ontvellen(zij) ontvelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) ontvelle(dat ik) ontvelde
(dat jij) ontvelle(dat jij) ontvelde
(dat hij) ontvelle(dat hij) ontvelde
(dat wij) ontvellen(dat wij) ontvelden
(dat jullie) ontvellen(dat jullie) ontvelden
(dat gij) ontvellet(dat gij) ontveldet
(dat zij) ontvellen(dat zij) ontvelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
ontvelontvelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
ontvellend, ontvellende(hebben) ontveld

Vertalingen

Duitsdie Haut abziehen; abhäuten; enthäuten
Engelsskin
Engels (Oudengels)flean
Esperantosenhaŭtigi
Faeröersfletta
Fransdépouiller
Portugeespelar; tirar a pele
Welsblingo
Zweedsskinna