Informatie over het woord reven (Nederlands → Esperanto: refi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈrevə(n)/
Afbrekingre·ven

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) reef(ik) reefde
(jij) reeft(jij) reefde
(hij) reeft(hij) reefde
(wij) reven(wij) reefden
(jullie) reven(jullie) reefden
(gij) reeft(gij) reefdet
(zij) reven(zij) reefden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) reve(dat ik) reefde
(dat jij) reve(dat jij) reefde
(dat hij) reve(dat hij) reefde
(dat wij) reven(dat wij) reefden
(dat jullie) reven(dat jullie) reefden
(dat gij) revet(dat gij) reefdet
(dat zij) reven(dat zij) reefden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
reefreeft
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
revend, revende(hebben) gereefd

Voorbeelden van gebruik

Arutha zag mannen in het want die verwoed de zeilen reefden.
Reef alle zeilen!
Je hoeft alleen maar het zeil te hijsen en te reven, en een beetje te sturen.
Hij gooide het anker uit en reefde het zeil.

Vertalingen

Engelsreef
Esperantorefi
Faeröersrepa segl
Spaansarrizar; tomar rizos