Informatie over het woord puddelen (Nederlands → Esperanto: pudli)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈpɵdələ(n)/
Afbrekingpud·de·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) puddel(ik) puddelde
(jij) puddelt(jij) puddelde
(hij) puddelt(hij) puddelde
(wij) puddelen(wij) puddelden
(jullie) puddelen(jullie) puddelden
(gij) puddelt(gij) puddeldet
(zij) puddelen(zij) puddelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) puddele(dat ik) puddelde
(dat jij) puddele(dat jij) puddelde
(dat hij) puddele(dat hij) puddelde
(dat wij) puddelen(dat wij) puddelden
(dat jullie) puddelen(dat jullie) puddelden
(dat gij) puddelet(dat gij) puddeldet
(dat zij) puddelen(dat zij) puddelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
puddelpuddelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
puddelend, puddelende(hebben) gepuddeld

Vertalingen

Engelspuddle
Esperantopudli
Spaanspudelar