Informatie over het woord projecteren (Nederlands → Esperanto: projekcii)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/projɛkˈterə(n)/
Afbrekingpro·jec·te·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) projecteer(ik) projecteerde
(jij) projecteert(jij) projecteerde
(hij) projecteert(hij) projecteerde
(wij) projecteren(wij) projecteerden
(jullie) projecteren(jullie) projecteerden
(gij) projecteert(gij) projecteerdet
(zij) projecteren(zij) projecteerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) projectere(dat ik) projecteerde
(dat jij) projectere(dat jij) projecteerde
(dat hij) projectere(dat hij) projecteerde
(dat wij) projecteren(dat wij) projecteerden
(dat jullie) projecteren(dat jullie) projecteerden
(dat gij) projecteret(dat gij) projecteerdet
(dat zij) projecteren(dat zij) projecteerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
projecteerprojecteert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
projecterend, projecterende(hebben) geprojecteerd

Voorbeelden van gebruik

De lichtstraal was scherp afgebakend, wat onvermijdelijk is als licht in een vacuüm wordt geprojecteerd.

Vertalingen

Duitsprojizieren
Engelsproject
Esperantoprojekcii
Fransprojeter une image
Papiamentsproyektá
Saterfriesprojizierje
Thaisฉาย