Synoniemen: bedenken, nadenken over, overdenken, prakkezeren, prakkizeren, wikken, zinnen, zinnen op
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈnadɛŋkə(n)/ |
---|
Afbreking | na·den·ken |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) denk na | (ik) dacht na |
(jij) denkt na | (jij) dacht na |
(hij) denkt na | (hij) dacht na |
(wij) denken na | (wij) dachten na |
(jullie) denken na | (jullie) dachten na |
(gij) denkt na | (gij) dacht na |
(zij) denken na | (zij) dachten na |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) nadenke | (dat ik) nadachte |
(dat jij) nadenke | (dat jij) nadachte |
(dat hij) nadenke | (dat hij) nadachte |
(dat wij) nadenken | (dat wij) nadachten |
(dat jullie) nadenken | (dat jullie) nadachten |
(dat gij) nadenket | (dat gij) nadachtet |
(dat zij) nadenken | (dat zij) nadachten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
denk na | denkt na |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
nadenkend, nadenkende | (hebben) nagedacht |
Nadenkend staarde hij een tijdje voor zich uit in de richting van de woestijn en hij trommelde met zijn vingers op het raamkozijn.
Ze keek Shimrod nadenkend aan.
Simon stak een sigaret aan en dacht een ogenblik na.