Synoniemen: overslaan, verzaken, weglaten, aan zich voorbij laten gaan
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) laat uit | (ik) liet uit |
(jij) laat uit | (jij) liet uit |
(hij) laat uit | (hij) liet uit |
(wij) laten uit | (wij) lieten uit |
(jullie) laten uit | (jullie) lieten uit |
(gij) laat uit | (gij) liet uit |
(zij) laten uit | (zij) lieten uit |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) uitlate | (dat ik) uitliete |
(dat jij) uitlate | (dat jij) uitliete |
(dat hij) uitlate | (dat hij) uitliete |
(dat wij) uitlaten | (dat wij) uitlieten |
(dat jullie) uitlaten | (dat jullie) uitlieten |
(dat gij) uitlatet | (dat gij) uitlietet |
(dat zij) uitlaten | (dat zij) uitlieten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
laat uit | laat uit |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
uitlatend, uitlatende | (hebben) uitgelaten |