Synoniemen: bepraten, overhalen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ovəˈredə(n)/ |
---|
Afbreking | over·re·den |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) overreed | (ik) overreedde |
(jij) overreedt | (jij) overreedde |
(hij) overreedt | (hij) overreedde |
(wij) overreden | (wij) overreedden |
(jullie) overreden | (jullie) overreedden |
(gij) overreedt | (gij) overreeddet |
(zij) overreden | (zij) overreedden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) overrede | (dat ik) overreedde |
(dat jij) overrede | (dat jij) overreedde |
(dat hij) overrede | (dat hij) overreedde |
(dat wij) overreden | (dat wij) overreedden |
(dat jullie) overreden | (dat jullie) overreedden |
(dat gij) overredet | (dat gij) overreeddet |
(dat zij) overreden | (dat zij) overreedden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
overreed | overreedt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
overredend, overredende | (hebben) overreed |