Informatie over het woord aftasten (Nederlands → Esperanto: palpi serĉe)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑftɑstə(n)/
Afbrekingaf·tas·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) tast af(ik) tastte af
(jij) tast af(jij) tastte af
(hij) tast af(hij) tastte af
(wij) tasten af(wij) tastten af
(jullie) tasten af(jullie) tastten af
(gij) tast af(gij) tasttet af
(zij) tasten af(zij) tastten af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) aftaste(dat ik) aftastte
(dat jij) aftaste(dat jij) aftastte
(dat hij) aftaste(dat hij) aftastte
(dat wij) aftasten(dat wij) aftastten
(dat jullie) aftasten(dat jullie) aftastten
(dat gij) aftastet(dat gij) aftasttet
(dat zij) aftasten(dat zij) aftastten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
tast aftast af
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
aftastend, aftastende(hebben) afgetast

Voorbeelden van gebruik

Met het achterste gedeelte van zijn speer de grond voor hem aftastend liep Tarzan de inktzwarte duisternis in.
„Hier moet het zijn”, gromde de gemaskerde figuur, die onderaards met een houweel de zoldering aftastte.
Voorzichtig tastte ik zijn ribben af.

Vertalingen

Engelsfeel; grope
Esperantopalpi serĉe