Woordsoort | werkwoord |
---|
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(ik) verteken | (ik) vertekende |
(jij) vertekent | (jij) vertekende |
(hij) vertekent | (hij) vertekende |
(wij) vertekenen | (wij) vertekenden |
(jullie) vertekenen | (jullie) vertekenden |
(gij) vertekent | (gij) vertekendet |
(zij) vertekenen | (zij) vertekenden |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat ik) vertekene | (dat ik) vertekende |
(dat jij) vertekene | (dat jij) vertekende |
(dat hij) vertekene | (dat hij) vertekende |
(dat wij) vertekenen | (dat wij) vertekenden |
(dat jullie) vertekenen | (dat jullie) vertekenden |
(dat gij) vertekenet | (dat gij) vertekendet |
(dat zij) vertekenen | (dat zij) vertekenden |
Gebiedende wijs | |
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
verteken | vertekent |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
vertekenend, vertekenende | (hebben) vertekend |
Engels | misrepresent |
---|---|
Esperanto | misprezenti |