Informatie over het woord miauwen (Nederlands → Esperanto: miaŭi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/miˈjɑu̯ʋə(n)/
Afbrekingmi·au·wen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) miauw(ik) miauwde
(jij) miauwt(jij) miauwde
(hij) miauwt(hij) miauwde
(wij) miauwen(wij) miauwden
(jullie) miauwen(jullie) miauwden
(gij) miauwt(gij) miauwdet
(zij) miauwen(zij) miauwden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) miauwe(dat ik) miauwde
(dat jij) miauwe(dat jij) miauwde
(dat hij) miauwe(dat hij) miauwde
(dat wij) miauwen(dat wij) miauwden
(dat jullie) miauwen(dat jullie) miauwden
(dat gij) miauwet(dat gij) miauwdet
(dat zij) miauwen(dat zij) miauwden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
miauwmiauwt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
miauwend, miauwende(hebben) gemiauwd

Voorbeelden van gebruik

Het keek naar hem en miauwde weer.

Vertalingen

Catalaansmiolar
Duitsmiauen
Engelsmew; miaow
Esperantomiaŭi; katbleki; katobleki
Finsnaukua
Fransmiauler
Papiamentsmiau
Spaansmaullar
Tsjechischmňoukat
Welsmewian
Westerlauwers Friesmiaukje
Zweedsjama