Informatie over het woord bekéren (Nederlands → Esperanto: konverti)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈkeːrə(n)/
Afbrekingbe·ke·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bekeer(ik) bekeerde
(jij) bekeert(jij) bekeerde
(hij) bekeert(hij) bekeerde
(wij) bekeren(wij) bekeerden
(jullie) bekeren(jullie) bekeerden
(gij) bekeert(gij) bekeerdet
(zij) bekeren(zij) bekeerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) bekere(dat ik) bekeerde
(dat jij) bekere(dat jij) bekeerde
(dat hij) bekere(dat hij) bekeerde
(dat wij) bekeren(dat wij) bekeerden
(dat jullie) bekeren(dat jullie) bekeerden
(dat gij) bekeret(dat gij) bekeerdet
(dat zij) bekeren(dat zij) bekeerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bekeerbekeert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
bekerend, bekerende(hebben) bekeerd

Voorbeelden van gebruik

Er was een straatprediker geweest, die de mensen bekeerd had, niet alleen de volwassenen, maar zelfs de kleine jongens en meisjes.
De Noorse politie maakte in een persconferentie ook bekend dat de man zich had bekeerd tot de islam, maar dat het motief nog onduidelijk is.