Informatie over het woord blameren (Nederlands → Esperanto: kompromiti)

Synoniemen: compromitteren, in opspraak brengen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/blaˈmeːrə(n)/
Afbrekingbla·me·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) blameer(ik) blameerde
(jij) blameert(jij) blameerde
(hij) blameert(hij) blameerde
(wij) blameren(wij) blameerden
(jullie) blameren(jullie) blameerden
(gij) blameert(gij) blameerdet
(zij) blameren(zij) blameerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) blamere(dat ik) blameerde
(dat jij) blamere(dat jij) blameerde
(dat hij) blamere(dat hij) blameerde
(dat wij) blameren(dat wij) blameerden
(dat jullie) blameren(dat jullie) blameerden
(dat gij) blameret(dat gij) blameerdet
(dat zij) blameren(dat zij) blameerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
blameerblameert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
blamerend, blamerende(hebben) geblameerd

Vertalingen

Catalaanscomprometre
Duitsbloßstellen; kompromittieren
Engelscompromise; jeopardize
Esperantokompromiti
Spaansarriesgar; comprometer
Tsjechischkompromitovat