Synoniemen: transigeren, een compromis sluiten
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) schipper | (ik) schipperde |
(jij) schippert | (jij) schipperde |
(hij) schippert | (hij) schipperde |
(wij) schipperen | (wij) schipperden |
(jullie) schipperen | (jullie) schipperden |
(gij) schippert | (gij) schipperdet |
(zij) schipperen | (zij) schipperden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) schippere | (dat ik) schipperde |
(dat jij) schippere | (dat jij) schipperde |
(dat hij) schippere | (dat hij) schipperde |
(dat wij) schipperen | (dat wij) schipperden |
(dat jullie) schipperen | (dat jullie) schipperden |
(dat gij) schipperet | (dat gij) schipperdet |
(dat zij) schipperen | (dat zij) schipperden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
schipper | schippert |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
schipperend, schipperende | (hebben) geschipperd |