Informatie over het woord kraaien (Nederlands → Esperanto: kokokrii)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈkraːjə(n)/
Afbrekingkraai·en

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) kraai(ik) kraaide
(jij) kraait(jij) kraaide
(hij) kraait(hij) kraaide
(wij) kraaien(wij) kraaiden
(jullie) kraaien(jullie) kraaiden
(gij) kraait(gij) kraaidet
(zij) kraaien(zij) kraaiden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) kraaie(dat ik) kraaide
(dat jij) kraaie(dat jij) kraaide
(dat hij) kraaie(dat hij) kraaide
(dat wij) kraaien(dat wij) kraaiden
(dat jullie) kraaien(dat jullie) kraaiden
(dat gij) kraaiet(dat gij) kraaidet
(dat zij) kraaien(dat zij) kraaiden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
kraaikraait
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
kraaiend, kraaiende(hebben) gekraaid

Vertalingen

Duitskrähen
Engelscrow
Esperantokokokrii; kokeriki
Nederduitskraien