Informatie over het woord zich haasten (Nederlands → Esperanto: hasti)

Synoniemen: haast hebben, jachten, jagen, zich reppen, zich voorthaasten

Woordsoortwederkerend werkwoord
Afbrekingzich haas·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) haast mij(ik) haastte mij
(jij) haast je(jij) haastte je
(hij) haast zich(hij) haastte zich
(wij) haasten ons(wij) haastten ons
(jullie) haasten ons(jullie) haastten ons
(gij) haast u(gij) haasttet u
(zij) haasten zich(zij) haastten zich
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) mij haaste(dat ik) mij haastte
(dat jij) je haaste(dat jij) je haastte
(dat hij) zich haaste(dat hij) zich haastte
(dat wij) ons haasten(dat wij) ons haastten
(dat jullie) ons haasten(dat jullie) ons haastten
(dat gij) u haastet(dat gij) u haasttet
(dat zij) zich haasten(dat zij) zich haastten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
haast jehaast je
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
zich haastend, zich haastende(hebben) zich gehaast

Voorbeelden van gebruik

Zonder zich te haasten en zonder te tonen dat hij op zijn hoede was, liep hij erheen.
Haast je dan, want veel langer kan ik ze niet tegenhouden.
Joost had nauwelijks de deur achter zich gesloten of er werd gebeld, en hij haastte zich om open te doen.
Hij haastte zich de gang in en bereikte een deur waaronder hij een streep licht zag.
En direct daarop haastten ze zich terug naar Claytons auto.
George haastte zich de kamer uit.
Het was niet goed om zo te denken en ze moest zich haasten.