Synoniemen: aanhouden, keren, staande houden, stilleggen, stilzetten, stoppen, tegenhouden, tot staan brengen, tot stand brengen, tot stilstand brengen, doen stoppen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈstœy̯̯̯tə(n)/ |
---|
Afbreking | stui·ten |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) stuit | (ik) stuitte |
(jij) stuit | (jij) stuitte |
(hij) stuit | (hij) stuitte |
(wij) stuiten | (wij) stuitten |
(jullie) stuiten | (jullie) stuitten |
(gij) stuit | (gij) stuittet |
(zij) stuiten | (zij) stuitten |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) stuite | (dat ik) stuitte |
(dat jij) stuite | (dat jij) stuitte |
(dat hij) stuite | (dat hij) stuitte |
(dat wij) stuiten | (dat wij) stuitten |
(dat jullie) stuiten | (dat jullie) stuitten |
(dat gij) stuitet | (dat gij) stuittet |
(dat zij) stuiten | (dat zij) stuitten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
stuit | stuit |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
stuitend, stuitende | (hebben) gestuit |
In het volgende ogenblik werd ik in mijn vaart gestuit door een ongezien obstakel.
Sindsdien werd de opmars van de Russen rond Kyiv gestuit door onverwachte tegenstand van de Oekraïense strijdkrachten.
Maar het kadaver was niet te stuiten.