Informatie over het woord glaceren (Nederlands → Esperanto: glaceigi)

Synoniemen: glansstrijken, glanzend maken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɣlaˈserə(n)/
Afbrekinggla·ce·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) glaceer(ik) glaceerde
(jij) glaceert(jij) glaceerde
(hij) glaceert(hij) glaceerde
(wij) glaceren(wij) glaceerden
(jullie) glaceren(jullie) glaceerden
(gij) glaceert(gij) glaceerdet
(zij) glaceren(zij) glaceerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) glacere(dat ik) glaceerde
(dat jij) glacere(dat jij) glaceerde
(dat hij) glacere(dat hij) glaceerde
(dat wij) glaceren(dat wij) glaceerden
(dat jullie) glaceren(dat jullie) glaceerden
(dat gij) glaceret(dat gij) glaceerdet
(dat zij) glaceren(dat zij) glaceerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
glaceerglaceert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
glacerend, glacerende(hebben) geglaceerd

Vertalingen

Duitsglacieren; satinieren
Esperantoglaceigi