Informatie over het woord gijpen (Nederlands → Esperanto: gibi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɣɛi̯pə(n)/
Afbrekinggij·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) gijp(ik) gijpte
(jij) gijpt(jij) gijpte
(hij) gijpt(hij) gijpte
(wij) gijpen(wij) gijpten
(jullie) gijpen(jullie) gijpten
(gij) gijpt(gij) gijptet
(zij) gijpen(zij) gijpten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) gijpe(dat ik) gijpte
(dat jij) gijpe(dat jij) gijpte
(dat hij) gijpe(dat hij) gijpte
(dat wij) gijpen(dat wij) gijpten
(dat jullie) gijpen(dat jullie) gijpten
(dat gij) gijpet(dat gij) gijptet
(dat zij) gijpen(dat zij) gijpten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
gijpgijpt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
gijpend, gijpende(hebben) gegijpt

Vertalingen

Duitsübergehen lassen
Engelsgybe
Esperantogibi
Spaanstrasluchar