Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) enthousiasmeer | (ik) enthousiasmeerde |
(jij) enthousiasmeert | (jij) enthousiasmeerde |
(hij) enthousiasmeert | (hij) enthousiasmeerde |
(wij) enthousiasmeren | (wij) enthousiasmeerden |
(jullie) enthousiasmeren | (jullie) enthousiasmeerden |
(gij) enthousiasmeert | (gij) enthousiasmeerdet |
(zij) enthousiasmeren | (zij) enthousiasmeerden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) enthousiasmere | (dat ik) enthousiasmeerde |
(dat jij) enthousiasmere | (dat jij) enthousiasmeerde |
(dat hij) enthousiasmere | (dat hij) enthousiasmeerde |
(dat wij) enthousiasmeren | (dat wij) enthousiasmeerden |
(dat jullie) enthousiasmeren | (dat jullie) enthousiasmeerden |
(dat gij) enthousiasmeret | (dat gij) enthousiasmeerdet |
(dat zij) enthousiasmeren | (dat zij) enthousiasmeerden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
enthousiasmeer | enthousiasmeert |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
enthousiasmerend, enthousiasmerende | (hebben) geënthousiasmeerd |