Synoniem: in elkaar passen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ɪˈnempɑsə(n)/ |
---|
Afbreking | in·een·pas·sen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(wij) ineenpassen | (wij) ineenpasten |
(jullie) ineenpassen | (jullie) ineenpasten |
(gij) ineenpast | (gij) ineenpastet |
(zij) ineenpassen | (zij) ineenpasten |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat wij) ineenpassen | (dat wij) ineenpasten |
(dat jullie) ineenpassen | (dat jullie) ineenpasten |
(dat gij) ineenpasset | (dat gij) ineenpastet |
(dat zij) ineenpassen | (dat zij) ineenpasten |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
ineenpassend, ineenpassende | (hebben) ineengepast |