Informatie over het woord opdokken (Nederlands → Esperanto: elspezi)

Synoniemen: besteden, spanderen, spenderen, uitgeven, verteren

Woordsoortwerkwoord
Afbrekingop·dok·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) dok op(ik) gedokt op
(jij) dokt op(jij) gedokt op
(hij) dokt op(hij) gedokt op
(wij) dokken op(wij) dokten op
(jullie) dokken op(jullie) dokten op
(gij) dokt op(gij) gedokt op
(zij) dokken op(zij) dokten op
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) opdokke(dat ik) opdokte
(dat jij) opdokke(dat jij) opdokte
(dat hij) opdokke(dat hij) opdokte
(dat wij) opdokken(dat wij) opdokten
(dat jullie) opdokken(dat jullie) opdokten
(dat gij) opdokket(dat gij) opdoktet
(dat zij) opdokken(dat zij) opdokten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
dok opdokt op
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
opdokkend, opdokkende(hebben) opgedokt

Vertalingen

Afrikaansspandeer; opdok
Catalaansdesembolsar; gastar
Deensgive ud
Duitsauslegen; verausgaben
Engelscough out; cough up; fork out; pay up; plank down; shell out; stump up
Esperantoelspezi
Fransdépenser
Italiaansspendere
Poolswydawać
Portugeesgastar
Saterfriesuutreeke
Spaansdesembolsar; gastar