Synoniemen: schelen, uiteenlopen, verschillen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈɑfʋɛi̯kə(n)/ |
---|
Afbreking | af·wij·ken |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) wijk af | (ik) week af |
(jij) wijkt af | (jij) week af |
(hij) wijkt af | (hij) week af |
(wij) wijken af | (wij) weken af |
(jullie) wijken af | (jullie) weken af |
(gij) wijkt af | (gij) weekt af |
(zij) wijken af | (zij) weken af |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) afwijke | (dat ik) afweke |
(dat jij) afwijke | (dat jij) afweke |
(dat hij) afwijke | (dat hij) afweke |
(dat wij) afwijken | (dat wij) afweken |
(dat jullie) afwijken | (dat jullie) afweken |
(dat gij) afwijket | (dat gij) afweket |
(dat zij) afwijken | (dat zij) afweken |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
wijk af | wijkt af |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
afwijkend, afwijkende | (zijn) afgeweken |