Synoniem: afdrukken
Woordsoort | werkwoord |
---|---|
Uitspraak | /ˈœy̯tprɪntə(n)/ |
Afbreking | uit·prin·ten |
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(ik) print uit | (ik) printte uit |
(jij) print uit | (jij) printte uit |
(hij) print uit | (hij) printte uit |
(wij) printen uit | (wij) printten uit |
(jullie) printen uit | (jullie) printten uit |
(gij) print uit | (gij) printtet uit |
(zij) printen uit | (zij) printten uit |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat ik) uitprinte | (dat ik) uitprintte |
(dat jij) uitprinte | (dat jij) uitprintte |
(dat hij) uitprinte | (dat hij) uitprintte |
(dat wij) uitprinten | (dat wij) uitprintten |
(dat jullie) uitprinten | (dat jullie) uitprintten |
(dat gij) uitprintet | (dat gij) uitprinttet |
(dat zij) uitprinten | (dat zij) uitprintten |
Gebiedende wijs | |
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
print uit | print uit |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
uitprintend, uitprintende | (hebben) uitgeprint |
Engels | |
---|---|
Esperanto | printi |
Noors | kopiere |
Spaans | copiar |