Informatie over het woord verslimmeren (Nederlands → Esperanto: plimalbonigi)

Synoniemen: verergeren, verslechteren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/vərˈslɪmərə(n)/
Afbrekingver·slim·me·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) verslimmer(ik) verslimmerde
(jij) verslimmert(jij) verslimmerde
(hij) verslimmert(hij) verslimmerde
(wij) verslimmeren(wij) verslimmerden
(jullie) verslimmeren(jullie) verslimmerden
(gij) verslimmert(gij) verslimmerdet
(zij) verslimmeren(zij) verslimmerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) verslimmere(dat ik) verslimmerde
(dat jij) verslimmere(dat jij) verslimmerde
(dat hij) verslimmere(dat hij) verslimmerde
(dat wij) verslimmeren(dat wij) verslimmerden
(dat jullie) verslimmeren(dat jullie) verslimmerden
(dat gij) verslimmeret(dat gij) verslimmerdet
(dat zij) verslimmeren(dat zij) verslimmerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
verslimmerverslimmert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
verslimmerend, verslimmerende(hebben) verslimmerd

Voorbeelden van gebruik

Hij liet geen middel onbeproefd om moedwillig zijn ellendige toestand te verslimmeren, en zodoende op het gevoel der anderen te werken.

Vertalingen

Albaneesacaroj
Duitsverschlechtern; verschlimmern
Engelsaggravate; compound
Esperantoplimalbonigi
Fransaggraver
Hongaarsront
Latijnacerbare
Saterfriesfersljuchterje