Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) intercepteer | (ik) intercepteerde |
(jij) intercepteert | (jij) intercepteerde |
(hij) intercepteert | (hij) intercepteerde |
(wij) intercepteren | (wij) intercepteerden |
(jullie) intercepteren | (jullie) intercepteerden |
(gij) intercepteert | (gij) intercepteerdet |
(zij) intercepteren | (zij) intercepteerden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) interceptere | (dat ik) intercepteerde |
(dat jij) interceptere | (dat jij) intercepteerde |
(dat hij) interceptere | (dat hij) intercepteerde |
(dat wij) intercepteren | (dat wij) intercepteerden |
(dat jullie) intercepteren | (dat jullie) intercepteerden |
(dat gij) intercepteret | (dat gij) intercepteerdet |
(dat zij) intercepteren | (dat zij) intercepteerden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
intercepteer | intercepteert |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
intercepterend, intercepterende | (hebben) geïntercepteerd |