Informatie over het woord ijlen (Nederlands → Esperanto: rapidi)

Synoniemen: jagen, snellen, zich spoeden, zich haasten, stuiven

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɛi̯lə(n)/
Afbrekingij·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) ijl(ik) ijlde
(jij) ijlt(jij) ijlde
(hij) ijlt(hij) ijlde
(wij) ijlen(wij) ijlden
(jullie) ijlen(jullie) ijlden
(gij) ijlt(gij) ijldet
(zij) ijlen(zij) ijlden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) ijle(dat ik) ijlde
(dat jij) ijle(dat jij) ijlde
(dat hij) ijle(dat hij) ijlde
(dat wij) ijlen(dat wij) ijlden
(dat jullie) ijlen(dat jullie) ijlden
(dat gij) ijlet(dat gij) ijldet
(dat zij) ijlen(dat zij) ijlden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
ijlijlt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
ijlend, ijlende(hebben/zijn) geijld

Voorbeelden van gebruik

Die hele dag werd het schip voortgevoerd door de donkere zee die griezelig onder de smetteloze hemel ijlde.

Vertalingen

Deensskynde sig
Duitseilen; sputen
Engelshasten; hurry; rush
Esperantorapidi
Fransse dépêcher
Italiaansaffrettarsi
Poolsśpieszyć się
Portugeesapressar‐se
Roemeensse grăbi
Saterfriesbänselje; bruusje; flitskje; gau loope; ielje; joagje; kielje; näidje; tauje; tichelje
Schots-Gaelischgreas
Spaansapresurarse
Westerlauwers Friesjeie