Informatie over het woord békeren (Nederlands → Esperanto: pokalkonkursi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbekərə(n)/
Afbrekingbe·ke·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) beker(ik) bekerde
(jij) bekert(jij) bekerde
(hij) bekert(hij) bekerde
(wij) bekeren(wij) bekerden
(jullie) bekeren(jullie) bekerden
(gij) bekert(gij) bekerdet
(zij) bekeren(zij) bekerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) bekere(dat ik) bekerde
(dat jij) bekere(dat jij) bekerde
(dat hij) bekere(dat hij) bekerde
(dat wij) bekeren(dat wij) bekerden
(dat jullie) bekeren(dat jullie) bekerden
(dat gij) bekeret(dat gij) bekerdet
(dat zij) bekeren(dat zij) bekerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bekerbekert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
bekerend, bekerende(hebben) gebekerd