Informatie over het woord decoderen (Nederlands → Esperanto: dekodigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/dekoˈderə(n)/
Afbrekingde·co·de·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) decodeer(ik) decodeerde
(jij) decodeert(jij) decodeerde
(hij) decodeert(hij) decodeerde
(wij) decoderen(wij) decodeerden
(jullie) decoderen(jullie) decodeerden
(gij) decodeert(gij) decodeerdet
(zij) decoderen(zij) decodeerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) decodere(dat ik) decodeerde
(dat jij) decodere(dat jij) decodeerde
(dat hij) decodere(dat hij) decodeerde
(dat wij) decoderen(dat wij) decodeerden
(dat jullie) decoderen(dat jullie) decodeerden
(dat gij) decoderet(dat gij) decodeerdet
(dat zij) decoderen(dat zij) decodeerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
decodeerdecodeert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
decoderend, decoderende(hebben) gedecodeerd

Vertalingen

Engelsdecode
Esperantodekodigi