Informatie over het woord parel (Nederlands → Esperanto: perlo)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈpaːrəl/
Afbrekingpa·rel
Geslachthistorisch vrouwelijk, tegenwoordig ook manlijk
Meervoudparels, parelen, paarlen

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
pareltjepareltjes

Voorbeelden van gebruik

De parels waren een cadeautje.
Hij droeg, evenals bij zijn leven, een tulband met paarlen bestikt, een rok, geheel doorweven met gouddraad, een kasjmieren gordel met diamanten belegd en de prachtige wapenen van een Indische vorst.
D’r is weinig vraag naar parels in Oäldes.
Om haar als droeg ze een collier van zeer grote parels die, hoe onwaarschijnlijk het ook leek, echt waren.

Vertalingen

Catalaansperla
Deensperle
DuitsPerle
Engelspearl
Esperantoperlo
Faeröersperla
Finshelmi
Fransperle
Italiaansperla
Latijnbaca; margarita
Noorsperle
Papiamentsperla
Portugeespérola
SaterfriesPoarel
Schotspearl
Spaansperla
Tsjechischperla; perlička
Turksinci
Welsperl
Westerlauwers Friespearel
Zweedspärla