Informatie over het woord dichten (Nederlands → Esperanto: verki poemon)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈdɪxtə(n)/
Afbrekingdich·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) dicht(ik) dichtte
(jij) dicht(jij) dichtte
(hij) dicht(hij) dichtte
(wij) dichten(wij) dichtten
(jullie) dichten(jullie) dichtten
(gij) dicht(gij) dichttet
(zij) dichten(zij) dichtten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) dichte(dat ik) dichtte
(dat jij) dichte(dat jij) dichtte
(dat hij) dichte(dat hij) dichtte
(dat wij) dichten(dat wij) dichtten
(dat jullie) dichten(dat jullie) dichtten
(dat gij) dichtet(dat gij) dichttet
(dat zij) dichten(dat zij) dichtten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
dichtdicht
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
dichtend, dichtende(hebben) gedicht

Voorbeelden van gebruik

Die is weer aan het dichten.
Heer Bommel hoorde het geprevel van de dichtende edelman achter zich en keerde zich om.

Vertalingen

Engelswrite poetry
Esperantoverki poemon