Informatie over het woord oreren (Nederlands → Esperanto: paroladi)

Synoniem: een rede houden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/oˈrerə(n)/
Afbrekingore·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) oreer(ik) oreerde
(jij) oreert(jij) oreerde
(hij) oreert(hij) oreerde
(wij) oreren(wij) oreerden
(jullie) oreren(jullie) oreerden
(gij) oreert(gij) oreerdet
(zij) oreren(zij) oreerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) orere(dat ik) oreerde
(dat jij) orere(dat jij) oreerde
(dat hij) orere(dat hij) oreerde
(dat wij) oreren(dat wij) oreerden
(dat jullie) oreren(dat jullie) oreerden
(dat gij) oreret(dat gij) oreerdet
(dat zij) oreren(dat zij) oreerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
oreeroreert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
orerend, orerende(hebben) georeerd

Voorbeelden van gebruik

Navarth was hem voorgegaan en stond reeds te oreren tegen de acht mensen, vier mannen en vier vrouwen, die er zaten.

Vertalingen

Duitseine Rede halten; lange reden; lange sprechen
Engelsdiscourse
Esperantoparoladi