Informatie over het woord opofferen (Nederlands → Esperanto: foroferi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔpɔfərə(n)/
Afbrekingop·of·fe·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) opoffer(ik) opofferde
(jij) opoffert(jij) opofferde
(hij) opoffert(hij) opofferde
(wij) opofferen(wij) opofferden
(jullie) opofferen(jullie) opofferden
(gij) opoffert(gij) opofferdet
(zij) opofferen(zij) opofferden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) opoffere(dat ik) opofferde
(dat jij) opoffere(dat jij) opofferde
(dat hij) opoffere(dat hij) opofferde
(dat wij) opofferen(dat wij) opofferden
(dat jullie) opofferen(dat jullie) opofferden
(dat gij) opofferet(dat gij) opofferdet
(dat zij) opofferen(dat zij) opofferden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
offer opoffer opt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
opofferend, opofferende(hebben) opgeofferd

Voorbeelden van gebruik

Kan je erop zweren dat ze niet van plan zijn Tanahill op te offeren?
Nee, goede man, iedere burger heeft recht op een woning en daar moet het bos aan worden opgeofferd.
De president zelf zei tegen zijn aanhangers dat hij alles zal opofferen voor zijn land.
Dat was een van de redenen waarom Bourcart niet onmiddellijk gevolg gaf aan zijn plan om de lading op te offeren.

Vertalingen

Engelssacrifice
Esperantoforoferi