Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) destabiliseer | (ik) destabiliseerde |
(jij) destabiliseert | (jij) destabiliseerde |
(hij) destabiliseert | (hij) destabiliseerde |
(wij) destabiliseren | (wij) destabiliseerden |
(jullie) destabiliseren | (jullie) destabiliseerden |
(gij) destabiliseert | (gij) destabiliseerdet |
(zij) destabiliseren | (zij) destabiliseerden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) destabilisere | (dat ik) destabiliseerde |
(dat jij) destabilisere | (dat jij) destabiliseerde |
(dat hij) destabilisere | (dat hij) destabiliseerde |
(dat wij) destabiliseren | (dat wij) destabiliseerden |
(dat jullie) destabiliseren | (dat jullie) destabiliseerden |
(dat gij) destabiliseret | (dat gij) destabiliseerdet |
(dat zij) destabiliseren | (dat zij) destabiliseerden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
destabiliseer | destabiliseert |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
destabiliserend, destabiliserende | (hebben) gedestabiliseerd |