Synoniemen: beuren, heffen, ophalen, opheffen, opnemen, optillen, tillen, lichten, oplichten, hieuwen, opbeuren, omhoogheffen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈɔpstekə(n)/ |
---|
Afbreking | op·ste·ken |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) steek op | (ik) stak op |
(jij) steekt op | (jij) stak op |
(hij) steekt op | (hij) stak op |
(wij) steken op | (wij) staken op |
(jullie) steken op | (jullie) staken op |
(gij) steekt op | (gij) stakt op |
(zij) steken op | (zij) staken op |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) opsteke | (dat ik) opstake |
(dat jij) opsteke | (dat jij) opstake |
(dat hij) opsteke | (dat hij) opstake |
(dat wij) opsteken | (dat wij) opstaken |
(dat jullie) opsteken | (dat jullie) opstaken |
(dat gij) opsteket | (dat gij) opstaket |
(dat zij) opsteken | (dat zij) opstaken |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
steek op | steekt op |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
opstekend, opstekende | (hebben) opgestoken |
Met die woorden stak ze haar paraplu op, omdat het was gaan regenen, en spoedde zich naar huis.
Conan grinnikte en stak zijn zwaard op.