Synoniemen: terughebben, terugkrijgen, recupereren
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /təˈrɵxɔntfɑŋə(n)/ |
---|
Afbreking | te·rug·ont·van·gen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) ontvang terug | (ik) ontving terug |
(jij) ontvangt terug | (jij) ontving terug |
(hij) ontvangt terug | (hij) ontving terug |
(wij) ontvangen terug | (wij) ontvingen terug |
(jullie) ontvangen terug | (jullie) ontvingen terug |
(gij) ontvangt terug | (gij) ontvingt terug |
(zij) ontvangen terug | (zij) ontvingen terug |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) terugontvange | (dat ik) terugontvinge |
(dat jij) terugontvange | (dat jij) terugontvinge |
(dat hij) terugontvange | (dat hij) terugontvinge |
(dat wij) terugontvangen | (dat wij) terugontvingen |
(dat jullie) terugontvangen | (dat jullie) terugontvingen |
(dat gij) terugontvanget | (dat gij) terugontvinget |
(dat zij) terugontvangen | (dat zij) terugontvingen |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
terugontvangend, terugontvangende | (hebben) terugontvangen |