Synoniemen: geheel, heel, vol, volkomen, volslagen
Woordsoort | bijvoeglijk naamwoord |
---|
Uitspraak | /ɣɑns/ |
---|
Afbreking | gans |
---|
Verbuiging
Predicatief |
---|
Attributief | Onbepaald | Manlijk en vrouwelijk enkelvoud | ganse |
---|
Onzijdig enkelvoud | gans |
---|
Meervoud | ganse |
---|
Bepaald | ganse |
---|
Partitief | gans |
---|
Hij alleen had belang in het bedrog, en waarschijnlijk wist hij alleen in het ganse dorp, hoe men zulke eieren maakt.
De ganse dag, een stille, sombere herfstdag met dreigende, laaghangende wolken, had ik eenzaam te paard door een naargeestig landschap gereden en eindelijk, bij het vallen van de avond, kwam ik bij het Huis Usher.
Hij verkende de ganse wijk Brueben, en later, toen hij stoutmoediger werd, zwierf hij ver van huis.
Daar had hij bijna zijn ganse leven doorgebracht.
De soort is van Oostaziatische oorsprong en komt in vrijwel gans Europa in het wild voor.