Informatie over het woord pasja (Nederlands → Esperanto: paŝao)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈpɑsja/
Afbrekingpas·ja

Voorbeelden van gebruik

Ze spraken over een pasja wiens twee vrouwen er niet in waren geslaagd hem een kind te geven.

Vertalingen

Albaneespasha
Engelspasha
Esperantopaŝao
Spaansbajá; pachá