Ynformaasje oer it wurd ontvreemden (Nederlânsk → Esperanto: ŝteli)

Synonimen: gappen, jatten, stelen, zich vergrijpen aan

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/ɔntˈfremdə(n)/
Ofbrekingont·vreem·den

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) ontvreemd(ik) ontvreemdde
(jij) ontvreemdt(jij) ontvreemdde
(hij) ontvreemdt(hij) ontvreemdde
(wij) ontvreemden(wij) ontvreemdden
(jullie) ontvreemden(jullie) ontvreemdden
(gij) ontvreemdt(gij) ontvreemddet
(zij) ontvreemden(zij) ontvreemdden
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) ontvreemde(dat ik) ontvreemdde
(dat jij) ontvreemde(dat jij) ontvreemdde
(dat hij) ontvreemde(dat hij) ontvreemdde
(dat wij) ontvreemden(dat wij) ontvreemdden
(dat jullie) ontvreemden(dat jullie) ontvreemdden
(dat gij) ontvreemdet(dat gij) ontvreemddet
(dat zij) ontvreemden(dat zij) ontvreemdden
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
ontvreemdontvreemdt
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
ontvreemdend, ontvreemdende(hebben) ontvreemd

Foarbylden fan gebrûk

De koning nam het bericht dat het lijk van de dief was ontvreemd, hoog op.
En er is niets ontvreemd?

Oarsettingen

Afrikaansksteel
Deenskstjæle
Dútskentwenden; stehlen
Esperantoŝteli
Fereuerskstjala
Finskvarastaa
Frânskdépouiller; dérober; voler
Hongaarsklop
Ingelsksteal
Ingelsk (Aldingesk)stelan
Yslânskstela
Italjaanskrubare
Katalaanskcisar; furtar; pispar
Latynabigere; clepere; clepsere
Maleiskcuri; mencuri
Noarskstjele
Papiamintskhòrta; roba
Poalskkraść
Portegeeskfurtar; gatunar; larapiar; roubar
Roemeenskfura
Russyskворовать
Sealterfryskn stilkenen Griep dwo; steele
Skotsk-Geliskgoid
Spaanskhurtar; sustraer
Surinaamskfufuru
Taiskขโมย
Turkskaşırmak
Welsklladrata