Ynformaasje oer it wurd ontlenen (Nederlânsk → Esperanto: ĉerpi)

Synonimen: hozen, putten, scheppen

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/ɔntˈlenə(n)/
Ofbrekingont·le·nen

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) ontleen(ik) ontleende
(jij) ontleent(jij) ontleende
(hij) ontleent(hij) ontleende
(wij) ontlenen(wij) ontleenden
(jullie) ontlenen(jullie) ontleenden
(gij) ontleent(gij) ontleendet
(zij) ontlenen(zij) ontleenden
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) ontlene(dat ik) ontleende
(dat jij) ontlene(dat jij) ontleende
(dat hij) ontlene(dat hij) ontleende
(dat wij) ontlenen(dat wij) ontleenden
(dat jullie) ontlenen(dat jullie) ontleenden
(dat gij) ontlenet(dat gij) ontleendet
(dat zij) ontlenen(dat zij) ontleenden
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
ontleenontleent
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
ontlenend, ontlenende(hebben) ontleend

Foarbylden fan gebrûk

Wanneer u na deze termijn nog niet betaald hebt, kunt u geen rechten meer aan de verzekering ontlenen.
Magie wordt ontleend aan persoonlijke kracht!

Oarsettingen

Afrikaanskskep
Dútskschöpfen; entnehmen; entlehnen
Esperantoĉerpi
Fereuerskoysa; tøma
Finskammentaa
Frânskpuiser
Fryskskeppe
Hongaarskmerít
Ingelskdraw; extract; excerpt; spoon; bail
Katalaanskextreure; pouar
Portegeesktirar
Sealterfryskoosje; skäppe
Spaanskextraer; sacar