Ynformaasje oer it wurd velen (Nederlânsk → Esperanto: toleri)

Synonimen: aanzien, dulden, gedogen, harden, lijden, pikken, toelaten, tolereren, verdragen, kunnen tegen, op zich laten zitten, gelijden

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/ˈvelə(n)/
Ofbrekingve·len

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) veel(ik) veelde
(jij) veelt(jij) veelde
(hij) veelt(hij) veelde
(wij) velen(wij) veelden
(jullie) velen(jullie) veelden
(gij) veelt(gij) veeldet
(zij) velen(zij) veelden
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) vele(dat ik) veelde
(dat jij) vele(dat jij) veelde
(dat hij) vele(dat hij) veelde
(dat wij) velen(dat wij) veelden
(dat jullie) velen(dat jullie) veelden
(dat gij) velet(dat gij) veeldet
(dat zij) velen(dat zij) veelden
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
veelveelt
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
velend, velende(hebben) geveeld

Foarbylden fan gebrûk

Wanneer men studeert, kan men geen aanspraak velen!

Oarsettingen

Deensktåle
Dútskdulden; ertragen
Esperantotoleri
Fereuerskloyva; tola; torga
Frânsktolérer
Frysklije
Ingelskstand; tolerate
Yslânskþola
Italjaansksopportare; tollerare
Katalaansktolerar
Latyntolerare
Noarsktåle
Papiamintsksoportá; tolerá
Portegeeskaturar; suportar; tolerar
Sealterfryskduldje
Spaansktolerar
Sweedsktåla
Taiskทาน
Tsjechysksnášet; tolerovat