Ynformaasje oer it wurd presenteren (Nederlânsk → Esperanto: prezenti)

Synonimen: aanbieden, voorschotelen, bieden, doen, indienen, optreden, spelen, vertonen, voorstellen, voorzetten, brengen, inbrengen, offreren

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/prezənˈterə(n)/
Ofbrekingpre·sen·te·ren

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) presenteer(ik) presenteerde
(jij) presenteert(jij) presenteerde
(hij) presenteert(hij) presenteerde
(wij) presenteren(wij) presenteerden
(jullie) presenteren(jullie) presenteerden
(gij) presenteert(gij) presenteerdet
(zij) presenteren(zij) presenteerden
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) presentere(dat ik) presenteerde
(dat jij) presentere(dat jij) presenteerde
(dat hij) presentere(dat hij) presenteerde
(dat wij) presenteren(dat wij) presenteerden
(dat jullie) presenteren(dat jullie) presenteerden
(dat gij) presenteret(dat gij) presenteerdet
(dat zij) presenteren(dat zij) presenteerden
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
presenteerpresenteert
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
presenterend, presenterende(hebben) gepresenteerd

Foarbylden fan gebrûk

Het wordt tijd dat ik zijn rekening eens ga presenteren!
Zij waren nu in de hal teruggekomen, waar de thee gepresenteerd werd.
De conclusies van het onderzoek werden donderdag gepresenteerd op een persconferentie.
Hij haalde een koker uit zijn zak en presenteerde.

Oarsettingen

Afrikaanskoptree
Deenskforestille; præsentere; servere; udføre
Dútskaufführen; bieten; anbieten; darstellen; vorstellen; präsentieren; sich bieten
Esperantoprezenti
Fereuerskbera fram; kunna; nevna; vísa
Finskesittää
Frânskoffrir; présenter
Fryskoanbiede; ôfbyldzje; biede; bringe; dwaan
Ingelskpresent
Yslânskkynna
Italjaanskpresentare
Katalaanskpresentar
Nederdútskpresenteren; vöärstellen
Noarskpresentere
Papiamintskpresentá
Poalskprzedstawiać
Portegeeskapresentar; oferecer
Roemeenskintroduce; prezenta
Sealterfryskanbjoode; apfiere; bjoode; deerstaale; foarstaale
Spaanskpresentar; representar; retratar
Sweedskpresentera
Taiskถวาย; แนะนำ; ยื่น