Ynformaasje oer it wurd forceren (Nederlânsk → Esperanto: perforti)

Synonimen: geweld aandoen, verkrachten

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/fɔrˈserə(n)/
Ofbrekingfor·ce·ren

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) forceer(ik) forceerde
(jij) forceert(jij) forceerde
(hij) forceert(hij) forceerde
(wij) forceren(wij) forceerden
(jullie) forceren(jullie) forceerden
(gij) forceert(gij) forceerdet
(zij) forceren(zij) forceerden
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) forcere(dat ik) forceerde
(dat jij) forcere(dat jij) forceerde
(dat hij) forcere(dat hij) forceerde
(dat wij) forceren(dat wij) forceerden
(dat jullie) forceren(dat jullie) forceerden
(dat gij) forceret(dat gij) forceerdet
(dat zij) forceren(dat zij) forceerden
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
forceerforceert
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
forcerend, forcerende(hebben) geforceerd

Foarbylden fan gebrûk

Later belden ze aan bij de verduisterde flat en ten slotte lieten ze de deur door een agent forceren.
De sloten waren geforceerd.
Hij heeft die laden niet geforceerd.

Oarsettingen

Dútskvergewaltigen; Gewalt antun
Esperantoperforti
Fereuerskneyðtaka
Frânskvioler
Ingelskforce
Katalaanskforçar; violentar
Portegeeskviolentar
Sealterfryskfergewaltigje
Spaanskforzar; violentar
Taiskข่มขืน
Tsjechyskznásilnit