Ynformaasje oer it wurd voorgaan (Nederlânsk → Esperanto: antaŭiri)

Synonimen: voorafgaan, voorlopen, vooropgaan

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/ˈvorɣan/
Ofbrekingvoor·gaan

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) ga voor(ik) ging voor
(jij) gaat voor(jij) ging voor
(hij) gaat voor(hij) ging voor
(wij) gaan voor(wij) gingen voor
(jullie) gaan voor(jullie) gingen voor
(gij) gaat voor(gij) gingt voor
(zij) gaan voor(zij) gingen voor
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) voorga(dat ik) voorginge
(dat jij) voorga(dat jij) voorginge
(dat hij) voorga(dat hij) voorginge
(dat wij) voorgaan(dat wij) voorgingen
(dat jullie) voorgaan(dat jullie) voorgingen
(dat gij) voorgaat(dat gij) voorginget
(dat zij) voorgaan(dat zij) voorgingen
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
ga voorgaat voor
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
voorgaand, voorgaande(zijn) voorgegaan

Foarbylden fan gebrûk

Terwijl hij de monnik voortging, vertelde Front‐de‐Boeuf wat hij van hem verlangde.
Laat mij maar voorgaan.

Oarsettingen

Deenskgå foran
Dútskvorangehen; vorausgehen; vornweg gehen; vorhergehen; vorgehen
Esperantoantaŭiri
Frânskprécéder
Ingelskprecede
Latynantecedere; anteire; anteviare