Ynformaasje oer it wurd prijken (Nederlânsk → Esperanto: paradi)

Synonimen: paraderen, pralen, pronken

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/ˈprɛi̯kə(n)/
Ofbrekingprij·ken

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) prijk(ik) prijkte
(jij) prijkt(jij) prijkte
(hij) prijkt(hij) prijkte
(wij) prijken(wij) prijkten
(jullie) prijken(jullie) prijkten
(gij) prijkt(gij) prijktet
(zij) prijken(zij) prijkten
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) prijke(dat ik) prijkte
(dat jij) prijke(dat jij) prijkte
(dat hij) prijke(dat hij) prijkte
(dat wij) prijken(dat wij) prijkten
(dat jullie) prijken(dat jullie) prijkten
(dat gij) prijket(dat gij) prijktet
(dat zij) prijken(dat zij) prijkten
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
prijkprijkt
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
prijkend, prijkende(hebben) geprijkt

Oarsettingen

DútskParade machen; paradieren; prunken; stolzieren
Esperantoparadi
Frânskparader
Ingelskdisplay; parade; flaunt; strut
Portegeeskalardear; desfilar; formar em parada
Sealterfryskparadierje; prunkje
Spaanskdesfilar; formar; ostentar; pavonearse